Zijn stem klonk schril door de telefoon. “Marleen, het gaat niet goed met me. Ik weet niet wat ik moet doen!” Razendsnel liep ik de dagplanning door in m’n hoofd. Ik had nu twee uur ruimte. Ik vroeg waar hij was en of hij kon autorijden. Hij was thuis en ja, als hij het rustig aan deed, zou autorijden wel lukken. “Oké” zei ik “Ga je concentreren op je ademhaling, probeer rustig te worden en kom hier naar toe. En neem je wandelschoenen mee!” Hij was even heel stil en zei: “M’n wandelschoenen?” Ik zei: ”Ja, tot zo!”
Zo’n vijf weken geleden was hij bij mij gekomen met het verzoek hem te begeleiden bij diverse keuzes in privé en werk. Al snel bleek in onze sessies dat hij worstelde met zaken die niet binnen mijn vakgebied horen. We spraken af dat hij in overleg met de huisarts therapeutische hulp ging zoeken. Die afspraak stond gepland, dat wist ik, maar gezien zijn telefoontje hadden we wellicht toch te lang gewacht.
Hij kwam binnen en liep gelijk door en plofte op een stoel. Ik schonk koffie in en wachtte af. Zijn ogen stonden dof, zijn handen trilden. Hij zei: “Ik ben vastgelopen. Ik heb het gevoel dat ik tegen een muur op ben gelopen en geen kant meer op kan. Morgenochtend heb ik de afspraak bij de psycholoog, maar nu kon ik alleen maar bedenken dat ik jou moest bellen.”Hij keek me aan en zei: “Ik weet niet meer wat ik moet doen!”
Ik wist het ook niet. Zijn vraag was te groot voor een coachtraject. Maar ik kon wel proberen hem weer grip te laten krijgen op het hier en nu. Ik zag dat hij zijn wandelschoenen al aan had. Ik zei: ”Kom, jas aan, we gaan”
We stonden buiten op de stoep en ik vroeg hem welke kant hij op wilde lopen. Hij wist het niet. Ik nam hem mee naar een kruispunt en vroeg hem een keuze te maken. Hij kon niets bedenken. Ik vroeg hem rechtop te gaan staan, zijn voeten te voelen en rustig te ademen. Toen hij dat deed, kreeg hij weer wat oog voor de omgeving. Ik vroeg hem nogmaals een richting te kiezen. We gingen rechts. En bij elke kruising vroeg ik hem bewust te worden van zijn lijf, zijn ademhaling en zijn omgeving en een richting te kiezen.
Zo liepen we een half uur door mijn dorp. Kris kras, links, rechts en soms hetzelfde pad. Plotseling zei hij: ”Hier rondom het dorp is toch veel weiland en weidsheid?” Ik knikte en moest opeens m’n pas versnellen want hij begon harder te lopen. Kordaat liep hij richting de buitenrand van het dorp. Toen we aan de rand van het weiland stonden, haalde hij heel diep adem. En toen nog een keer. Ik voelde hoe hij ontspande. Hij keek me aan, met tranen in zijn ogen. “Zo, dat was heftig, maar ik ben er weer. Dank je wel”
We hebben daarna nog een half uur gewandeld, onze ogen gericht op de horizon, terwijl hij vertelde wat er was gebeurd waardoor hij vast was gelopen. Hij keek uit naar het gesprek bij de psycholoog, want dat hij andere hulp nodig had, dat was zeker. Maar hij wist nu ook dat als hij weer vast zou lopen, hij zichzelf ook weer los kon lopen.
Je moet ingelogd zijn om een reactie te plaatsen.